Nijsgjirrich

INSTANDHOUDEN EN TOEPASSEN

De werkzaamheden van de tot het Platform behorende organisaties richten zich allereerst op het instandhouden van de rassen en gewassen. 

Een tweetal voorbeelden van Friezen die zich wat dit betreft erg verdienstelijk hebben gemaakt zijn Hessel Bouma uit Tirns die zich inzette voor de Friese Roodbonte en Hein Sterk die ervoor zorgde dat een tiental Friese vlasrassen bewaard bleven. 

Er is bij het instandhouden veel werk te verrichten. Vaak moet worden ingegaan tegen gangbare ontwikkelingen. Bovendien gebeurt het door vrijwilligers die vaak ook andere besognes hebben.

Het wordt moeizamer, als geprobeerd wordt de rassen of gewassen te laten toepassen. 

Soms zijn er gunstige perspectieven, zoals bij het inpassen van de beide Friese runderrassen in de natuurinclusieve – en kringlooplandbouw. Veel mogelijkheden biedt ook het verwerken van de geschikte gewassen of rassen in streekproducten. 

Hierbij is het probleem dat het de consument over het algemeen weinig uitmaakt of het hierbij om Fries of ander uitgangsmateriaal gaat. Streekproducten moeten zich volgens hen vooral onderscheiden door de smaak of duurzaamheid doordat het materiaal van dichtbij komt.    

Toch is het toepassen van de rassen en gewassen de beste manier om ze in stand te houden. 

VIRUSSEN BEDREIGEN AARDAPPELCOLLECTIE

Vanaf 2005 worden eerst bij het Griene Nest en later bij Cees de Groot in Boer, ruim dertig in Fryslân ontwikkelde aardappelrassen in stand gehouden. Dat gebeurde in de buitenlucht waardoor luizen de kans kregen schadelijke virussen over te brengen. De luizen komen aanvliegen zonder virus bij zich en landen op een viruszieke plant. Als de luis hieraan proeft met haar stilet, neemt ze het virus op. Ze vliegt weer weg. waardoor het virus op een gezonde plant terecht komt. 

Zieke aardappelen konden meestal worden vervangen, maar toen dat niet meer lukte werd met behulp van fondsen door het Werkverband een tent aangeschaft waarin de collectie werd ondergebracht. Luizen hadden zo geen toegang meer tot de daarin  geplante aardappelen. Desondanks constateerde Freerk Zwart, de beheerder van de collectie, dat er ook in de tent enkele zieke exemplaren voorkwamen. Deze kunnen in een laboratorium met behulp van weefselkweek gezond gemaakt worden, maar daaraan zijn hoge kosten verbonden. 

Durk van der Schaaf nam het initiatief de door hem gekweekte aardappel Redmer in een laboratorium in Rijswijk gezond te laten maken. Dat lijkt te lukken. Bij de Kike, Vroeg Op, Marrumer Gele, Feinsumer Gele, Berltsumer Gele, Wierumer Gele, Friese Jammen en Nynke is dat wegens de kosten niet het geval. Geprobeerd wordt daar fondsen voor aan te boren.   

De Nederlander en de Furore zijn ook aangetast. Gelukkig hebben ze in Duitsland bij een genenbank nog materiaal waarmee laatstgenoemde rassen gezond gemaakt kunnen worden. In de lente van 2022 komen ze naar Fryslân. De rassen Sirtema en Marijke zijn ook ziek. Daarvan konden bij een boer in Noord- Holland en bij HZPC in Metslawier nog gezonde exemplaren betrokken worden. Het Woudgeeltje is ook ziek. Mogelijk kan Zwart, doordat ze bij Wilman in Ee mogelijk nog gezonde exemplaren hebben, dit ras ook door gezonde knollen vervangen. 

Huttentut ras van het jaar

Het ras huttentut of dederzaad is door het Werkverband om meerdere redenen uitgeroepen tot ras van het jaar.


Huttentut of Dederzaad (Camelina sativa) wordt over het gehele Noordelijk halfrond in verwilderde toestand aangetroffen. Mogelijk is de oorsprong West-Azië.

Omdat het al op de terpen voorkwam, kreeg het gewas ook een plek in de collectie van het Werkverband Friese Rassen.

De bloem van de plant wordt door insecten bezocht, vooral voor bijen bevat deze een hoeveelheid nectar. Ook de mens gebruikte de plant. Zo kan men uit de zaden, net als koolzaad en raapzaad, olie persen. Behalve voor olielampen, werd dit als spijsolie en soms als smeermiddel gebruikt. De stengels van de plant zijn geschikt voor het maken van bezems. Kleine stukjes van de plant werden vroeger gebruikt als schuurspons. 
Huttentut is geschikt voor betrekkelijk arme of licht verzilte grond.
Het is niet nodig om de akker te ploegen, het zaad rkan echtstreeks aangebracht worden. Stikstof is nauwelijks nodig. Het gewas is niet ziektegevoelig. Het heeft weinig water nodig. Het is een geschikte groenbemester en bodemverbeteraar, door diepe beworteling komen mineralen omhoog. Het kan als mengcultuur heel goed met de teelt van graan, erwten en klaver gecombineerd worden. Het voorkomt daardoor ziektes. 
Meer recent wordt de geperste olie, met als bestanddeel antioxidanten, omega-3-vet en rijkelijk vitamine E zuren, als saladedressing gebruikt. De zaadjes bevatten ook omega-6 en omega-9. De olie is ongeschikt voor bakken en braden. Industrieel wordt het gewas onder meer bij de verfbereiding op natuurlijke basis en als cosmetica gebruikt.    
De naam van het gewas wordt door sommigen in verband gebracht met het oude woord huttegetut, wat zoiets als klein grut betekent. De Friese benaming rijsied heeft als reden dat het gewas overvloedig kleine zaadjes levert.  
Alle genoemde positieve eigenschappen vormden voor het Werkverband aanleiding de Huttentut of Dederzaad tot gewas van het jaar te bestempelen. Het Werkverband vraagt zich af waarom het gewas vrijwel verdwenen is. Maar niet getreurd, Tseard Wilman uit EE is van plan het in 2019 in een grotere hoeveelheid te gaan verbouwen.